HET HOOGSTE WETEN
DOOR
RALPH WALDO TRINE
VERTAALD DOOR HENDRIEK GAST
Gepubliceerd in electronische vorm bij:
INHOUD
- Het Hoogste Weten
- Goddelijke kracht voor het dagelijks leven
- Het grote geschenk van de Meester, dat verloren ging
- De diepzinnigste gedachte van een wijsgeer
- Duurzame vrede en veiligheid
- De weg
Vanaf het ogenblik, waarop we volkomen en krachtig beseffen, Wie en Wat we zijn, beginnen
we onze eigen wereld op te bouwen, zoals God de Zijne opbouwt.
HET HOOGSTE WETEN
Het hoogste, dat ons geopenbaard is - wat is het?
Het antwoord moet beslist zodanig zijn, dat het volstrekt algemeen is, zowel qua betekenis als de mogelijkheid van toepassing. Het moet zodanig zijn, dat het in zijn geheel zonder voorbehoud aanvaard kan worden, niet alleen door het individu, maar ook door groepen van personen, hetzij deze stichters zijn van een bepaalde leer, volgelingen van een bepaald filosofisch systeem ofwel aanhangers van een groot religieus stelsel. Het antwoord moet zo'n grote
waarheid bevatten, dat het alle mensen over de hele wereld bevredigt.
Nogmaals, het moet zo zijn, dat het niet alleen waar is voor een bepaald tijdperk, maar voor alle tijden - zo, dat het niet alleen waarheid bevat voor gisteren of voor vandaag en misschien voor morgen, maar zowel voor gisteren als voor vandaag en voor alle komende tijden. Het moet daarom gegrond zijn op iets, dat even waar en even zeker is als het Leven zelf, als het Eeuwige
en Onvergankelijke Leven.
Wat is even waar en zeker als het Leven zelf? Het Leven, alleen het Leven. En wat bedoelen we met dit antwoord? Laten we er voor een ogenblik al onze aandacht aan geven. Want alles wat later volgt, berust op wat we hier zullen vinden en hangt hiervan af. Laat ons dan beginnen met dat waarmee allen het eens kunnen zijn: dat, wat geen traditie is, wat we niet hebben van horen zeggen, maar iets, dat we uit geen andere bron putten dan ons eigen innerlijk bewustzijn, onze eigen rede en inzicht. Met andere woorden, laten we niet van het theologisch standpunt uitgaan, maar van het filosofische, dat veel zekerder en bevredigender is. Dan, maar ook dan alleen, geven we aan de zuivere rede gelegenheid onze gids te zijn, en als dan de waarheid ---de waarheid om zichzelf en omwille van haar invloed op het dagelijks leven --- het diepste verlangen is zowel van verstand als van hart, dan zal het Licht, dat schijnt voor ieder, die in de wereld komt, de zuivere rede kunnen verhelderen. Naarmate we onze ogen voor dit licht openen en het trouw volgen, bevinden we ons op vaste en vei1ige bodem, want dan gaan we
onmiddellijk tot de enige bron van alle ware openbaring.
Aan de andere kant, naarmate we onze ogen voor dit licht sluiten en er ontrouw aan worden, staan we op onvaste en gevaarlijke bodem en kunnen we gemakkelijk hopeloos verward raken in het net van theologische overleveringen en bespiegelingen en twijfels, die de wereld zo dikwijls heeft waargenomen. De zuivere Rede moet daarom onze gids zijn -de zuivere Rede, verhelderd door het Innerlijke Licht.
Verder vragen we: Wat is het Leven?
Zijn is Leven. Leven is Zijn. Het Zijn is dus het punt. waar we van uitgaan, het Fundament, waarop we gaan bouwen. Leder kan zich over het zijn een eigen mening
Vormen, zodat het eigenlijk niet nader bepaald hoeft te worden. Wij bedoelen met het Zijn het Levensbeginsel dat op zichzelf staat - en alles wat daarmee samenhangt - dat zonder begin en zonder eind is, de Kracht, die alles bezielt en dus het Leven van alles is. Kortom, we kunnen het Zijn bijna niet bepalen - indien er waarlijk van bepalen sprake kan zijn - zonder het woord Leven te gebruiken en zonder beide woorden met elkaar te vereenzelvigen. Zijn en Leven zijn dus één en hetzelfde.
Het Zijn projecteert zich in het bestaan. Het Zijn, handelend uit eigen intelligentie, gedreven door liefde, gedreven door wil, gaat uit en neemt vorm aan.
We kunnen niet zeggen. dat het in een vorm komt, want voordat het zich in het bestaan openbaart, is er geen vorm de vorm ontstaat krachtens het Zijn het op
zichzelf staande Levens- en Machtsbeginsel dat zich in het bestaan openbaart. Zo is dus in zekere zin het Leven, dat één is met het Zijn, de ziel, terwijl de vorm, van welke aard die ook mag zijn, het lichaam is.
Alleen wanneer het Zijn zich in het bestaan openbaart, kunnen wij het kennen. Het feit, dat het Zijn is, kan ons bekend zijn, maar we kunnen het alleen dan kennen, indien bet zich in vorm openbaart. Het Zijn is een éénheid, geen veelheid. Daar het Zijn de bron van alle Leven is, is er dus ook maar één leven, en dit Zijn is het Leven van allen en alles. Het éne, Goddelijke Zijn dit alleen is de ware werkelijkheid in al het Bestaande en zo blijft het in alle Eeuwigheid. En iets dat daarbuiten staat of kan staan, is niet werkelijk. Hoe waar zijn de woorden van één van de meest verlichte filosofen van de nieuwe tijd: "Wij hebben dus deze twee elementen: het Zijn, zoals het in werkelijkheid en op zichzelf bestaat en de Vorm, die het Zijn heeft aangenomen als een gevolg van het Bestaan. Maar hoe openbaren we onszelf! Wat neemt een vorm aan? Antwoord: het Zijn, zoals het bestaat op zichzelf, zonder de minste verandering in zijn innerlijke, Wezenlijke Natuur. Wat openbaart zich dus in het Bestaan? Antwoord: Niets anders dan het Enige, Eeuwige, Onveranderlijke Zijn, waar buiten niets bestaan kan."
Dit Zijn, dat Oneindig is, is dus in waarheid het Oneindige Zijn of Wezen en dit Oneindig Wezen bedoelen we als we "God" zeggen - ieder gebruikt die naam die hem of haar het meest aanspreekt. Letterlijk is dit Oneindig Wezen het Ik Ben, zoals de naam Jehovah aanduidt, die in het Hebreeuws is afgeleid van het werkwoord zijn. God is dus het Oneindig Wezen, de Oneindige Levensgeest, die al het bestaande vervult van zichzelf alleen, zodat alles God is, omdat God Alles is.
Als God alles is, dan moet alles God zijn: aan dat feit ontkomen we niet en elke andere gevolgtrekking, waartoe we komen, doet elk redelijk denken geweld aan. Sommigen zijn zo bekrompen en blind voor de waarheid, en gaan zo op in dweperij, dat zij niets kunnen of willen zien dat in strijd is met hun bestaande ideeën. Tot hun is deze boodschap niet gericht. Ze zeggen dat God alles is en beginnen dan onmiddellijk het heelal te vullen met dat, wat God niet is.
Verder zijn er mensen met open oog voor de hoogste waarheid en deze ijverig zoeken, die zeggen maar het kwaad is niet God, en hoe kan God dan alles zijn, want het kwaad bestaat toch. Zeer zeker is het kwaad God niet, noch heeft God iets met kwaad uit te staan. Het kwaad is eenvoudig het gevolg van het tijdelijk afwijken van het goede en als zodanig moet het of een eind nemen of op de duur zich zelf vernietigen. Het heeft dus geen wezenlijke realiteit, want alles wat werkelijk is, heeft begin noch eind.
De Mens is de enige, die wat met het kwaad te maken heeft hij alleen is de schepper ervan. Hij die zich in zijn denken afscheidt van het Goddelijk Wezen, in Wie alleen waar geluk en zaligheid gevonden kan worden. Hij beschouwt alleen het lichamelijk bestaan als zijn werkelijk leven en probeert genot en geluk ook alleen door middel van het lichaam te vinden en dikwijls ontstaat wat wij het kwaad noemen, doordat hij de hogere spirituele wetten overtreedt. Maar ofschoon de mens volkomen vrij is in zijn gedachten en daden, zal God zo'n overtreding niet toelaten. En dus wordt hij door de pijn en het lijden, gevolgen van het overtreden van de hogere wetten van zijn Wezen, in denken en leven gedreven naar zijn werkelijk Zijn en ontdekt hij, dat slechts in bewust één zijn met God waar genot en zegen ligt, wat zeker Gods bedoeling is.
Het Oneindig Wezen dus, God, is het ene en enige Leven. U en ik in ons werkelijk zelf zijn Leven. We kunnen niet naar waarheid zeggen, dat we het leven hebben, want we zijn Leven! Leven, dat zich in het bestaan in een vorm openbaart, die wij aanduiden met het woord lichaam. En daar het Oneindig Wezen, het Oneindig Leven, God, het Ik Ben, het leven is van al Wat bestaat, zijn we dus waarlijk delen van het Oneindig
Wezen, het Oneindig Leven, het 'Ik Ben'.. van God zelf. En daarom is uw leven en het mijne één met Gods leven.
Hiermee bedoelen we niet het lichaam alleen, maar het Werkelijk Zelf, dat de vorm -lichaam aanneemt. Het is
totaal onmogelijk. dat er werkelijk leven bestaat, dat niet één is met Gods 1even. En het is dus waar, dat het leven van de mens en het leven van God wezenlijk en noodzakelijk één en hetzelfde zijn.
In hun wezen zijn zij één en hetzelfde, zij verschillen niet in hoedanigheid, want redelijkerwijze kan men zich dit onmogelijk voorstellen. Er is verschil eenvoudig een verschil in graad, niet in wezen of aard. Het is alleen door ons eigen denken, dat ons leven gescheiden is van Gods leven alleen door ons eigen denken leven wij gescheiden, indien we tenminste het woord leven kunnen gebruiken, waar het volle leven niet bewust wordt beseft en genoten. Voorwaar: In Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij".
We konden en kunnen nooit anders zijn dan in Wezen Goddelijk. En ik ben het volkomen eens met de gedachte, die Prof. Max Müller uitdrukte in een brief. Hij schrijft: "Ik kan niet instemmen met wat Athanasius zegt, n.1. dat we goden kunnen worden. De mens kan niet zeggen "God worden", omdat hij God is wat zou hij anders kunnen zijn, indien God het enig ware en wezenlijke bestaande is?
Hoe komt het dan, vraagt men, dat de mens zo beperkt is, dat hij beheerst wordt door vrees en sombere voorgevoelens, dat hij zo geneigd is tot zonde en dwaling, dat hij het slachtoffer is van ziekte en lijden?
Er is maar één oorzaak. Een enkel zeldzaam geval hier en daar uitgezonderd, leeft hij niet in het bewuste besef van zijn eigen wezenlijk Zijn en dus van zijn eigen waar Zelf.
In gedachten moeten, we er ons van bewust zijn, wie, en wat we zijn, voordat de hoedanigheden en krachten van ons wezenlijk Zijn en dus van ons wezenlijk zelf zich verwerkelijken of zelfs maar openbaren. Een der meest verlichte moderne profeten zegt: Het Ware Leven en Zijn Zegen bestaat in één zijn met het Onveranderlijke en Eeuwige, maar het Eeuwige kan door Gedachte alleen
begrepen worden op geen andere wijze kunnen we het benaderen".
Gedachte is de atmosfeer, het element, in zekere zin de wezenlijke substantie van die zijde van het Goddelijk Zijn, die we het menselijk leven noemen. We kunnen
er niet helemaal zeker van zijn, in hoeverre dit ook het geval is in andere bestaansvormen van het Goddelijk Zijn, zoals we het in de verschillende openbaringen van het leven rondom ons zien. Maar het is zeker, dat we door denken en door denken alleen in staat zijn het Goddelijk Zijn te begrijpen als de Oneindige Geest en het Wezen van het Leven. En als we dit begrepen hebben, zullen we duidelijk inzien, dat het Goddelijk Zijn het Leven is van ons Leven.
En dan zullen we leven in het bewustzijn, dat we er één mee zijn en zodoende het Goddelijk Woord gelegenheid geven in ons vlees te worden, doordat het ons geheel en volkomen geopenbaard is, precies zoals het openbaar en dus vlees werd in Jezus Christus. zoals we later zullen zien. Wanneer het Goddelijk Zijn zich openbaart in de fysieke, menselijke vorm, verandert zijn innerlijke, wezenlijke aard of realiteit niet. Want door zijn natuur is dit op geen enkele wijze mogelijk. Het moet zich echter openbaren door de werking van de fysieke zintuigen en nu is dit juist de oorzaak, dat onze ware, innerlijke Wezenlijke Natuur en ons Wezenlijk Leven tijdelijk voor ons verborgen zijn. Dit komt weer alleen door ons beperkt begrip.
Wanneer we als Natuurwezens geboren worden, zien en kennen we door en door middel van de fysieke zintuigen en de natuurlijke, materiële wereld wordt tijdelijk de werkelijke wereld. Langzamerhand echter stellen deze zelfde zintuigen ons in staat te begrijpen, dat de Ene en Eeuwige Levensbron ons wezenlijk en dus ons enig leven is en dan kunnen we, ook door de zintuigen, dit besef in ons levendig houden. Vandaar dat eerst het stoffelijke en daarna het geestelijke, letterlijk en in filosofische zin voor ons het ware moet zijn. Gelukkig echter is de mens, die niet lang een louter materieel leven leidt, maar spoedig wordt tot een geestelijk mens, in wie dus het Goddelijk Woord spoedig vlees wordt.
Een zalige toestand voorwaar, zegt hij, die vol aandacht en ernstig zoekt naar het beste in het leven, naar dat wat meer waard is dan al het overige. Maar als het echt mogelijk is, dat deze toestand werkelijkheid zal worden, wat kunnen we dan zeggen van de wijze, waarop we in die toestand kunnen komen? In heel het wijde heelal is er slechts één afdoend middel dat u en alle anderen zo ver kan brengen.
Wordt hervormd door vernieuwing van het gemoed." Dit en dit alleen is de kracht, de vernieuwende macht, voor zover het die levensvorm betreft, die wij aanduiden
met het woord menselijk.
De waarheid van het grote feit, waarvan de wereld zich nu bewust begint te worden, n.1. dit: De rede is alles; wat u denkt, wordt u is ons hoogst welkom. Sterfelijke rede ? vraagt iemand. Ja en neen. Strikt genomen bestaat er geen sterfelijke rede. Er is alleen Goddelijke Rede. Wanneer we ons in gedachten en door ons beperkt begrip afscheiden en ons zelf beschouwen als afzonderlijke stoffelijke wezens, dan scheppen wij een tijdelijke denkwijze, die wel sterfelijke rede genoemd zou kunnen worden of juister het voortbrengsel van de sterfelijke rede. Maar dit is in het begin stoffelijk en alleen door gebruik te maken van deze sterfelijke rede kan dit worden hervormd en dus vernieuwd tot Goddelijke Rede. Door dus een verstandig gebruik te maken van wat we hebben, het stoffelijke, worden we uit het sterfelijke, het fysieke, dat het duidelijkst waarneembaar is - zodat we denken, dat
we sterfelijk en fysiek zijn - geboren tot het Geestelijke, het Goddelijke, tot datgene, wat we waarlijk van eeuwigheid tot eeuwigheid zijn en waarvan we ons nooit -behalve in ons denken los kunnen maken.
Op deze wijze kan het Goddelijk Leven in ons, het Goddelijk Leven met al zijn heerlijkheden die steeds klaar staan om tevoorschijn te komen, iets anders worden dan een 1outer passieve werkelijkheid. Het kan zich in volle pracht ontplooien in het bewuste, werkzame leven.
Het is dus zeker dat de juist gerichte en juist gebruikte gedachte een ware hernieuwende en dus verlossende kracht is. Door haar alleen kunnen we onszelf een nieuwe hemel en een nieuwe aarde scheppen, of juister, doordat we op deze wijze het Koninkrijk Gods vinden en daardoor bewust de hemelse staat realiseren, kunnen we voor onszelf een nieuwe aarde maken door het Koninkrijk Gods in ons leven te verwerkelijken, terwijl wij hier op aarde zijn. Indien we dit eenmaal goed beseffen, zullen we het nooit kunnen vergeten.
De meeste mensen zijn niet wakker, alleen hier en daar vinden we een enkele, die half wakker is. Het gevolg daarvan is, dat we feitelijk allen een leven leiden, dat de naam leven bijna niet waard is, vergeleken bij dat, wat we zouden kunnen leiden en dat zo gemakkelijk binnen ons bereik valt. Omdat het waar is, dat elk
leven in en uit het Goddelijke is, en dus altijd één is met het Goddelijk Zijn, moet ieder van ons, opdat dit grote feit vrucht mag dragen in ons persoonlijk leven, zich hiervan bewust zijn hij moet het in zijn denken weten en dan voortdurend in dit bewustzijn leven.
Een arend heeft maanden lang aan een ketting gezeten op een stok buiten zijn kooi. Hij Is zich al zo lang bewust van het feit dat hij vast zit aan de kleine zilveren keten, dat hij elke poging om te ontsnappen heeft opgegeven terwijl hij misschien bijna vergeten is dat hij nog vliegen kan. Op zekeren dag laat een schakel van de ketting los, maar omdat hij zo lang geleefd heeft in het bewustzijn dat hij een gevangene is, probeert hij niet te vluchten. Het luchtruim zou nu voor hem zijn als hij zijn kracht maar besefte. Maar dag in dag uit zit hij verdrietig op zijn stok. Hij verlangt naar vrijheid, maar blijft een gevangene.
Op een morgen echter waagt hij zich een beetje verder dan gewoonlijk op zijn stok. Plotseling dringt een wonderlijke gewaarwording tot hem door. Hij slaat zijn vleugels uit en na maandenlange gevangenschap zal hij
wellicht in de toekomst voor altijd vrij zijn.
Zo is het ook met de mens. Doordat de traditie en de heersende theologische stelsels hem valse goden brachten, kent hij zich zelf niet. En omdat hij zich
zelf niet kent, kent hij zijn kracht en zijn mogelijkheden niet. De menselijke ziel is een gevangene. Het enige, waarvan de mens waarlijk getuigen kan. is een ondoorzichtige, stoffelijke wereld. De dag
zal echter komen dat hij in zijn denken een beetje verder gaat dan gewoonlijk, daarna weer wat verder en nog eens verder.
Het Innerlijke Licht glanst nu in zijn ziel.
Eerst ziet hij een vonk van zijn Werkelijk Zijn, dan wordt de glans hoe langer hoe sterker en langzamerhand opent het feit van zijn wezenlijke eenheid met het Oneindig Leven en de Oneindige Macht zijn ziel,
verheldert ze en vervult ze. Verward en in het begin bijna bevreesd om het te uiten, roept hij luid: 'O God, ik ben één met U!' Verrukt door dit nieuwe weten, houdt hij die gedachte van eenheid vast en steeds in die gedachte levend vloeit zijn leven dan kalm voort, in het voortdurende besef van zijn eenheid met het Goddelijke.
En zo is het dus, 'de eerste mens die uit de aarde voortkomt, verandert in 'de tweede mens, die uit de hemel voortkomt' en dan is de Christus op zijn troon geplaatst.
Vergeleken bij het nieuwe leven, dat hij nu aldoor leidt, verdiende het oude leven van onwetendheid met de beperkingen als gevolg hiervan niet anders dan de naam van dood, want in zekere zin was hij werkelijk dood voor het leven en slechts van diegene, die bewust zijn één zijn met het Ene en Eeuwige Leven beseft, kan naar waarheid gezegd worden, dat hij geboren is en leeft. Hij is in de wereld gekomen en 1eeft daar, maar hij is nog niet bewust het werkelijke en eeuwige
leven binnengetreden. Hij wordt geboren als de zoon van Adam: de Christus is echter nog niet in hem ontwaakt of juister, hij heeft de Christus in zich nog niet gevonden en dus is de geestelijke mens nog niet geboren. Hij bevindt zich in duisternis en kent nog niet de heerlijke Realiteit van het leven.
"Ik ben uw eigen Geest"; deze woorden spreekt de Oneindige Vader voortdurend tot iedere menselijke ziel door middel van de Innerlijke Stem. Hij die horen wil, kan horen en levensvervulling verwerven.
In de algemeen aangenomen onrijpe en niet redelijke theologische opvattingen horen we veel over "de val van de mens". Slechts dan wanneer de mens is afgeweken van het Innerlijke Licht en tot valse, door mensen gemaakte goden is gegaan, komt hij in die toestand, die we redelijker wijze met het woord "val" zouden kunnen aanduiden.
Het enige dat de val van de mens veroorzaakt en ooit zou kunnen veroorzaken, is dit, dat we in gedachten ons leven scheiden van het Goddelijk Leven. De leer, die van vorige generaties tot ons is gekomen en waarvan de overheersende grondtoon is: arm schepsel, ellendige zondaar, dood en graf, is even onwaar als schadelijk en daarom van een verderfelijke invloed. Deze oude gedachten en woorden hebben de hemel aan de aarde ontnomen en deze bevolkt met twijfel en dwaling en zonde en misdaad. Nieuwe en ware gedachten en woorden zullen letterlijk een nieuwe hemel en een nieuwe aarde scheppen.
De mens is in wezen Godde1ijk, werkelijk deel van de Oneindige God en dus in wezen goed. Wanneer hij bewust de band met het Goddelijke verbreekt dan, maar ook alleen dan, komen twijfel en dwaling en zonde en misdaad met hun gevolgen van pijn, lijden, ziekte en wanhoop in zijn leven. Alleen een echte, werkelijk ongelovige hiermee bedoelen we iemand die werkelijk niet gelooft, want velen worden ongelovigen genoemd, zelfs door erkende zogenaamde vromen, die een veel spiritueler leven leiden dan zijzelf kunnen redelijkerwijze aanhangers zijn van het leerstuk van de erfzonde, met het daaruit voortvloeiende arm schepsel, ellendige zondaar. De priester of predikant die belijdt in God te geloven als het Ene Goddelijke en Hoogste Zijn, en tegelijkertijd dit ongerijmde leerstuk blijft aanvaarden, is vaak meer een volgeling van de duivel, die hij erkent en wiens macht hij blijkbaar eerbiedigt, dan van de Oneindige God, in Wie hij beweert te geloven.
Hij alleen is het die een plaats inruimt voor wat hij en de theologie duivel noemen. Wie werkelijk in God gelooft als het enig ware en werkelijke zijn, en als de bron van alle leven en kracht, weet dat er geen plaats is voor de duivel. Hij ziet en erkent het kwaad dat ontstaat doordat we in ons leven tijdelijk het bewuste verband met de Hoogste Oorsprong van ons Zijn verliezen, maar hij weet dat er geen plaats is voor enige andere wezenlijke en eeuwige Realiteit.
En daar het alleen onze gedachten zijn, die ons scheiden van God, begrijpt hij dat we ook door middel van ons denken dat verband met God, de enig wezenlijke verlossing, kunnen herstellen. Geloven in de God in Wie hij gelooft, ja, de God kennen, die hij kent, doet hem begrijpen dat een verzoening niet bestaat in deze zin, dat men de toorn van een boze God moet stillen. Met zijn Godsbegrip deelt hij deze barbaarse opvattingen niet. Hij begrijpt echter wel, dat verlossing kan en moet komen, doordat we er ons van bewust zijn, dat ons leven één is met het leven van Onze Vader. Hij erkent het als natuurlijk, dat de stoffelijke mens het eerst geboren wordt, met vrijheid van denken en dus van handelen, en dat uit hem de geestelijke mens tot bewustheid komt. Hij erkent dat het Gods plan en dus ook dat van de natuur en van de ontwikkeling is, dat 'de eerste mens uit de aarde aards, de tweede mens uit de hemel is'. Hij erkent het feit dat jonge katten blind geboren worden, niet omdat hun ouders of grootouders hebben gezondigd, maar eenvoudig, omdat het volgens de natuur is, dat ze blind geboren worden en dat in de loop van de tijd hun ogen wel open zullen gaan. Hij erkent eveneens dat door ons beperkt begrip het 'natuurlijke' zich het eerst aan ons vertoont en dan het 'geestelijke'. Maar in werkelijkheid is het geestelijke van het begin af in ons aanwezig en alleen hierdoor kan het in de loop der tijden, vroeger of later, de overhand verkrijgen en van latent leven overgaan in actief leven.
Van tijd tot tijd komt er een mens op aarde, die vanaf zijn geboorte geen scheiding ziet tussen zijn leven en dat van de Vader en die voortdurend dit besef levendig houdt. Doordat hij dit grootse feit opnieuw aan de wereld brengt en de werken toont, die onvermijdelijk uit dit besef voortvloeien, wordt hij in zekere zin een verlosser van de wereld, zoals Jezus, die de Christus werd, doordat hij zo volkomen besefte, dat het leven van de Vader in hem was. Hij toonde aan de wereld hoe alle mensen zich van dit Christusleven bewust kunnen worden en daardoor vrij worden van de neiging om te zondigen. In plaats dat hij kwam om de wraak van een toornige God te stillen wat moeilijk te begrijpen is voor ieder die een juiste voorstelling van God heeft liet hij in zijn eigen leven en door zijn woorden te spreken tot allen, die zijn werkelijke boodschap willen horen, aan de wereld zien, hoe wij allen in het volle en volledige besef kunnen komen van een tedere en liefhebbende Oneindige Vader.
Ieder, die in dezelfde verhouding tot de vader komt te staan als Jezus, dus hetzelfde besef krijgt van zijn één zijn met het leven van de Vader, is verlost uit de heerschappij van de zintuigen -daardoor a1leen ontstaat de zonde -en wordt geboren tot de hemelse staat, tot het eeuwige leven. Het is echter moeilijk in te zien, hoe iemand uit de heerschappij der zonde verlost zal worden en de hemelse staat kan bereiken, alleen door te geloven dat dit met Jezus het geval was,
terwijl hij hier op aarde leefde. Niet het krachtig geloof dat hij zo'n leven leidde, kan iemand de hemelse staat deelachtig doen worden, maar het leven leven, zoals Jezus het geleefd heeft, zal ieder zo ver brengen, in welke streek hij ook leeft, zelfs al weet hij niet, dat er ooit zo'n persoonlijkheid als Jezus heeft bestaan.
De wereld heeft beslist minder behoefte aan een verdorven en dus verderfelijk leerstuk van 'verzoening', opgesteld door mensen, die of met opzet, of uit onwetendheid de leer en ook het leven van de Meester naar beneden hebben gehaald en er een zuiver stoffelijke verklaring van hebben gegeven dan aan het grote, bezielende feit van een bewust, in leven één zijn met het leven van de Vader.
Ieder, wiens geestelijk begrip al enigszins ontwikkeld
is, zal stellig uit het 1even en de woorden van de Meester dit feit leren kennen, indien hij tenminste meer belang stelt in de werkelijke, levende waarheid die Jezus gaf, dan in de bijna ontelbare door mensen gemaakte theorieën en dogma's daarover. Laten we nu een kort overzicht geven van de stof, die we tot hiertoe behandeld hebben; opdat we steeds goed ons standpunt in het oog houden.
Van eeuwigheid tot eeuwigheid is het Zijn, op zich zelf staand, zonder begin en zonder eind. Daar het niet afhankelijk is van iets buiten zichzelf en omdat het het werkelijke wezen, het ware leven is van alles, wat het doet ontstaan, is het dus Oneindig. Eerst bestaande als louter geest, is het dus Goddelijk. Letterlijk het Ik ben, de Goddelijke Jehovah, de Oneindige God. Dan, bezield door liefde en handelend uit eigen wil, openbaart het zich in het bestaan en neemt het de verschillende vormen aan -wij zelf daaronder begrepen -die wij in het heelal om ons heen zien. Maar het Oneindig Goddelijk Zijn verandert daardoor niet in het minst zijn wezenlijke, innerlijke natuur; dit is beslist onmogelijk. Wat is dus in werkelijkheid het bestaan? Niet anders dan Goddelijk Zijn, de Oneindige God in al zijn menigvuldige openbaringen. En zo blijft het in alle eeuwigheid, wat noodzakelijkerwijs uit zijn eigen aard voortvloeit; het kan onmogelijk anders wezen. God is dus het Oneindig Zijn, de Oneindige Geest, die het ware wezen, het leven van allen en alles is, die daarom het heelal vervult van Zichzelf alleen, zodat alles God is, omdat God alles is.
Maar wanneer het Goddelijk zijn zich incarneert en een fysiek lichaam vormt tot zijn gebruik -een menselijk lichaam, zoals wij het noemen -moet het zich noodwendig openbaren door middel van de fysieke zinnen en al is het Goddelijk Zijn oneindig, de mens is kortzichtig en zijn ware innerlijk Leven -altijd Goddelijk Leven -is tijdelijk voor hem verborgen, want krachtens zijn natuur beziet hij alles van materieel standpunt. Eerst het natuurlijke; de mens kent zichzelf immers alleen als een stoffelijk natuurwezen. In aard niet verschillend van het stoffelijk heelal om hem heen. Als hij echter gaat waarnemen. bemerkt hij dat hij wel van andere bestaansvormen verschilt, namelijk hierin, dat hij verstand heeft, waardoor gedachten ontstaan. Verstand, dat groeit door het te gebruiken. Dan beschouwt hij zichzelf, verlangend de waarheid omtrent zijn bestaan te kennen en langzaam daagt voor zijn bewustzijn de waarheid dat zijn leven Goddelijk Leven is en nooit iets anders is geweest -behalve in zijn eigen gedachten - wanneer hij de louter stoffelijke bestaansvorm als het ware wezenlijke leven beschouwde. waardoor hij zijn leven afscheidde van het Oneindige Goddelijke Leven. Hij beseft dan dat hij in God leeft, beweegt en is, dat God het leven is van zijn leven; dat God zijn leven zelf is: zo komt hij na verloop van tijd tot het bewuste, levende besef van zijn één zijn met het Oneindig Leven en de Oneindige Macht. Zo is het dus waar -eerst de stoffelijke mens, dan de geestelijke mens. Alleen door de gedachte ontwikkelt zich langzaam aan uit de eerste mens, die uit de aarde aards is, de tweede mens, de Heer des Hemels. Door een volkomen natuurlijk ontwikkelingsproces groeit uit de stoffelijke mens -zintuiglijke waarneming -de geestelijke mens -besef van het Goddelijk zelf. Het is echter onmogelijk, dat iets zich kan ontwikkelen, dat niet eerst ingewikkeld was; de mens ontdekt dus, dat de Christus altijd in hem was, maar hij heeft het niet geweten. Het is nu nog hetzelfde als zovele jaren geleden, toen Jacob zei: "Voorwaar, de Heer is op deze plaats en ik wist het niet." Deze en alle volgende waarheden vond hij door eenvoudig gebruik te maken van de stenen, die lagen op de plaats, waar hij zich bevond; want van deze stenen maakte hij een kussen en toen hij lag te slapen op dit kussen zag hij de ladder, die op de aarde stond en tot in de hemel reikte; de engelen gingen op en neer en zo kreeg hij deel aan het hemelse leven. Later maakte hij van het kussen een wegwijzer, die anderen de weg wees. En zo is het met elke menselijke ziel - we moeten eenvoudig de stenen gebruiken van de plek, waar we ons bevinden. De enige stenen, waarmee het menselijk leven kan bouwen, zijn gedachten.
Gedachte alleen is de vormende, scheppende kracht ernstige, eerlijke gedachten zijn de stenen van de plaats waar we vertoeven en waarvan we een kussen kunnen maken, waarop we gedurende enige tijd kunnen rusten. Hierdoor en ook alleen hierdoor zal het hemelse leven voor ons opengaan; want de stijgende engelen - aspiratie -zullen na verloop van tijd ons de dalende engelen brengen inspiratie. Dan zullen we met de Jacob van de Oudheid uitroepen: "Zie, de Heer is op deze plaats en ik wist het niet". Dan kunnen we ons kussen -de gedachte, die ons zegt, dat het Oneindig Goddelijk Leven altijd in ons is, dat het het werkelijke wezen is van de menselijke ziel zelf, veranderen in een wegwijzer, die anderen de weg zal wijzen naar dezelfde realisatie en hetzelfde leven.
Het hele probleem van het menselijk leven is dus verwonderlijk eenvoudig en gemakkelijk, indien we maar trouw zijn aan het hoogste in ons en ons buiten de verschillende verwarrende en misleidende theologische theorieën en dogma's houden, die gewoonlijk slechts de belofte van geestelijk ontwaken, bewust worden en kracht in de een of ander levensfase geven, in plaats van deze hier en nu in dit leven tot werkelijkheid te maken.
Maar slechts dan, wanneer de mens zich bewust wordt van de Christus in zich, slechts dan, wanneer hij beseft -in zijn denken realiseert -dat hij één is met het Oneindig Leven en de Oneindige Macht, wordt dit grote feit een stuwende en sterke kracht in de dingen van het dagelijks leven. Voordat dit zo is, is hij als de arend, die, hoewel losgemaakt van de ketting, toch denkt, dat hij vast zit en een gevangene blijft, terwijl het vrije luchtruim er op wacht, dat hij zijn vleugels zal uitslaan.
Ofschoon het antwoord op onze titel reeds lang in de tekst is gegeven en tussen de regels door te lezen is, kan het ons misschien helpen voordat we dat wat volgt in praktijk brengen -als we het zo goed mogelijk in een bepaalde vorm gieten. Het hoogste weten ---het hoogste, dat ooit gekend kan worden -is dit, dat we in ons werkelijk, wezenlijk Zijn één zijn met het Oneindig Leven en de Oneindige Macht en dat we, door dit grootse feit
Bewust en levendig te beseffen en voortdurend in dit besef te leven de hoedanigheden en machten van het Goddelijk Leven in staat stellen zich aan ons te openbaren en zich in ons te verwerkelijken. Dit gebeurt in exacte verhouding tot de meerdere of mindere mate van volkomenheid, waarin dit besef in ons leeft.
II
Goddelijke kracht voor het dagelijks leven
Laten we ons nu afvragen, wat het gevolg en dus de waarde is van dit besef. Want, tenzij het van betekenis is voor de zaken van het dagelijks leven, is het louter een dode theorie en dus van geen wezenlijk belang. Tenslotte is het gebruik dat we van iets kunnen maken, het criterium voor de waarde er van en indien we het feitelijk niet kunnen gebruiken of indien het gebruik geen zichtbare resultaten oplevert, was het beter er geen tijd aan te besteden, want dan is het niet op waarheid gegrond.
Eerst moeten we er nog op wijzen, dat niet het louter verstandelijk erkennen van deze grote waarheid, niet alleen de dode theorie erover haar zo belangrijk maakt en haar openbaart in de dingen van elke dag, maar dit, dat we ze krachtig en levendig beseffen. Dit alleen geeft ware zaligheid, want dit is niet anders dan het vinden van het Koninkrijk Gods en wanneer we dit eenmaal hebben gevonden en er wonen, volgt noodwendig en letterlijk al het overige. Dan worden de eigenschappen en krachten van het Goddelijk Leven hoe langer hoe meer beseft en verwerkelijkt en hun leiding stelt ons in het bezit van al het andere.
Hij, die in het volle, levende bewustzijn komt van zijn één zijn met het Goddelijk Leven, vindt aanstonds de juiste verhouding tot zich zelf, zijn medemensen en de wetten van het heelal rondom hem. Nu leeft hij het innerlijke, wezenlijke Leven en al wat in hem is, moet noodzakelijkerwijs vorm aannemen buiten hem, want alle leven is van binnen uit. Er is geen wezenlijk leven, waarop deze wet niet van toepassing is. En als Gods wil gedaan wordt in het innerlijke leven, dan kan het niet anders of ook in het uiterlijke Leven wordt Zijn wil gevolgd en de resultaten zullen altijd zichtbaar zijn. Alleen op deze wijze zijn mensen profeten, zieners, verlossers geworden. Zij werden wat de wereld noemt: de "uitverkorenen" Gods, omdat zij in hun eigen leven eerst God hebben gekozen en toen in Hem leefden. En zo kunnen ook heden nog mensen profeten, zieners en verlossers worden, want de wetten van het Goddelijk Leven en haar verhouding tot wat wij het menselijk Leven noemen, zijn nu nog precies dezelfde als zij waren in alle voorbijgegane tijden en gelijk ze zullen zijn in alle komende tijden. Het Goddelijk Zijn verandert niet; slechts de mens verandert.
Al het kwaad, het ongeluk, de ellende en het gebrek in de wereld komen voor rekening van de mens en zijn de onmiddellijke gevolgen hiervan, dat hij zijn leven, bewust of onbewust, direct of indirect, niet in harmonie brengt met de Macht, die leidt tot gerechtigheid en dus tot gezondheid en volmaking. En wanneer we in God leven en Gods wil dus onze wil wordt, is alles en moet beslist alles goed met ons zijn, want het is onmogelijk, dat er ooit iets zou kunnen gebeuren, dat in strijd is met Zijn wil. En daarom is het waar, dat hem, die eerst het Koninkrijk Gods zoekt en Zijn gerechtigheid, al het andere zal worden toegevoegd. De ziel, het werkelijke Leven is Goddelijk. en als wij onze ziel door de Oneindige Geest laten verhelderen, door voortdurend in het bewuste één zijn met het Goddelijk Zijn te leven, dan zal dit ons alles openbaren. Alleen dan, als wij ons afwenden van het innerlijke licht en het innerlijke leven, is ons leven vol verborgenheden, mysteriën en onzekerheden. Er is niets verborgens op zich zelf; aan God zijn alle dingen bekend en hij, die bewust in God leeft, ziet met goddelijke visie, die hem alles openbaart. Wie steeds onder deze Goddelijke leiding leeft, treedt het rijk der hoogste wijsheid binnen en nooit, zelfs niet in de kleinste dingen van het dagelijks leven. twijfelt hij of staat hij verlegen, want hij weet altijd, wat hij doen moet en hoe hij het doen moet.
Hij treurt niet om het verleden, omdat, voor hij zijn tegenwoordige bewustheid verwierf, hij in zekeren zin dood was voor het leven. Alle mogelijke droefenis over het verleden is nu verdrongen door de vreugden die voortdurend elke stap van hem vergezellen. Vreugden ontstaan door de nieuwe geboorte, welke hem de volheid des levens deelachtig deed worden.
Hij vreest niet, en heeft geen sombere voorgevoelens met betrekking tot de toekomst, want hij weet dat niets ooit geschieden kan in strijd met Gods wil, die nu de zijne is. Daarom is vrede, een volle. duurzame vrede. steeds zijn deel.
Daar alle leven van binnen uit is en daar dit volstrekt waar is met betrekking tot het stoffelijk lichaam, zal de bron van Goddelijk Leven. die in hem ontsprongen is, van het Leven, dat uit zichzelf geen ziekte of onvolkomenheid van enige aard kan toelaten, slechts gezondheid aan het lichaam geven; waar ziekte toegang kreeg, vóór hij zijn nieuwe leven begon, zal het leven. dat nu zijn lichaam doorstroomt, te zijner tijd de ziekte uitdrijven door de zieke delen geheel te vervangen door zuivere en gezonde.
Voortdurend groeit het gevoel van zijn macht, want hij werkt nu samen met de Oneindige God en bij God zijn alle dingen mogelijk. In het stoffelijke ontbreekt het hem aan niets, want alles komt voort uit deze éne Oneindige Bron en geleid door de Goddelijke Wijsheid en gesteund door de Goddelijke Kracht, die nu ook de zijne zijn, ondervindt hij op een volkomen en natuurlijke en normale wijze dat hij alles in overvloed bezit, dat het altijd op de juiste tijd aanwezig is om al zijn materiële behoeften te bevredigen en dat hij nooit gebrek zal hebben als hij eenvoudig elke dag doet wat zijn hand vindt om te doen. Daar hij er altijd zeker van is, dat deze bron van al wat hij nodig heeft nooit zal opdrogen, zal hij zijn kracht en tijd niet besteden aan het vergaren en opstapelen van grote stoffelijke bezittingen waardoor hij het ware leven zou beroven van zijn waarde en aan banden zou leggen. Zijn gedachten worden hoe langer hoe meer van dezelfde aard als de Goddelijke Bron waaruit ze ontstaan en daar gedachte kracht is en omdat ze sterker wordt in haar werkingen naarmate ze vergeestelijkt, is hij door middel der gedachten in staat, hoe langer hoe meer de dagelijkse levensomstandigheden afdoende te veranderen. En als hij dus dit nieuwe leven ingaat. bemerkt hij dat alle dingen van het uiterlijke leven zich er naar richten; want: zoals het innerlijke is zo is steeds en noodwendig het uiterlijke.
Deze waarheden zullen voor velen nieuwe openbaringen zijn. Verder zullen ze voor vele anderen prikkels zijn, die de realisaties, waarvan ze zich reeds min of meer bewust waren, zullen versterken en tot nieuw leven wekken. Op zich zelf echter zijn ze niet nieuw, maar zo oud als de wereld. Zij zijn de ware geest van het echte Christendom, echter niet van dat Christendom, dat de meerderheid der mensen uit conventie aanhangt, dat in menig opzicht geen invloed heeft en onbelangrijk is, maar de grote, hoge door Jezus gegeven waarheden, omtrent onze verhouding tot het leven van de Vader.
Zij zijn eveneens de echte, wezenlijke geest van alle grote godsdiensten der wereld en aangezien de zuivere waarheid in alle godsdiensten van dezelfde bron afkomstig is, van God, die spreekt door de ziel van hen, die voldoende één met Hem zijn om Zijn stem, de ene, algemene bron van alle ware inspiratie en alle ware openbaring, te horen en te vertolken, moeten ze noodzakelijkerwijs gelijk zijn ten opzichte van de beginselen, waarop ze berusten.
En uit het begin van het grote geestelijke ontwaken, waarvan we in alle delen van de wereld heden getuige zijn, blijkt, dat het hoofd en hart van mensen zo tot leven is gewekt door de Adem Gods als zelden of nooit het geval is geweest. De mensen vinden letterlijk God. Zij verbreken letter en vorm van oude, te lang aangehangen kerkelijke theorieën en dogma's voor de ware levensgeest van de Godsdienst van des levende, onzichtbare God. Hier en daar en overal ontwaken ze tot het besef van eenheid met de levenden God. Hun leven wordt volkomen van dat besef doordrongen en als gevolg daarvan tonen zij Gods werken.
Zij breken met de oude godsdienst, voor één der zeven dagen voor het hiernamaals en vinden zowel de vreugde als het nut van een godsdienst, die voor iedere dag is en voor dit leven. Zij gaan van een religie van dood en mogelijk heil daarna tot een religie van leven en vreugde en zegen hier en nu, vandaag en morgen, zowel als hiernamaals en voor alle eeuwigheid.
Met dezen nieuwe godsdienst van de levende God en met de geestelijke kracht, die daardoor in hun leven werkzaam wordt, kunnen ze tot in de kleinste bijzonderheden de zaken van het dagelijks leven veranderen en daardoor bewijzen dat hun religie een levende religie is. En elk godsdienstig stelsel, dat zijn aanhangers niet hiertoe in staat stelt. is eenvoudig geen godsdienst en we moesten het woord niet langer ontwijden door het te gebruiken voor wat een dwaze bespotting van religie is.
Zij, die dus deze nieuwe ruimere levende godsdienst hebben aanvaard, zullen en kunnen nooit tot de vroegere terugkeren, evenmin als het kuiken weer in de schaal kan kruipen als het deze eenmaal verlaten heeft. Zij hebben de parel gevonden en nu moet de schelp vernietigd worden, of juister, de schelp gaat eenvoudig te niet door de werking der natuurwet, daar ze verder geen waarde meer voor hen heeft. Zij hebben hun centrum gevonden in het Oneindige en werkend in bewuste harmonie met de Goddelijke krachten beheersen zij voortaan de wereld van binnen uit.
III
Het grote geschenk van de Meester
dat verloren is gegaan.
De conclusies waartoe we tot zo ver gekomen zijn, hebben we onafhankelijk van enig gezag buiten onze eigen rede en inzicht getrokken. Het is altijd van betekenis, zowel als van minder of meerdere waarde om eigen conclusies te vergelijken met die van hen, aan wiens mening we waarde hechten. Het zou inderdaad een zaak van buitengewoon groot belang zijn om de gemaakte gevolgtrekkingen te vergelijken met die van een aantal mensen, wiens meningen in meerdere of mindere mate gezag hebben voor de hele wereld. De ruimte laat dit echter niet toe en ik stel voor de tijd, die mij rest, te wijden aan een beschouwing over twee van zulke persoonlijkheden. Een beschouwing. die niet anders dan beknopt kan zijn: de eerste, Jezus Christus wordt algemeen erkend als een der hoogst verlichte -indien niet de hoogst verlichte -leraren. die de wereld ooit gekend heeft. De andere, de filosoof Fichte, wordt algemeen beschouwd als één der hoogst verlichte filosofen van de wereld. En door deze te nemen, hebben we dit voordeel, dat we kennis maken met de leer van iemand, die negentien honderd jaar geleden leefde en onderwees en van iemand, met wie dit honderd jaar geleden het geval was.
Wanneer wij het leven en de leer van Jezus beschouwen, laten we dat dan niet doen, zoals onwetende Schriftuitleggers ze verklaren en voorstellen, maar zoals hij zelf ze aan de wereld gaf. Zeer zeker was Jezus van Goddelijke afkomst, maar zoals Hij zelf duidelijk leerde, precies in de zelfde zin als waarin u en ik en iedere menselijke ziel Goddelijk is. Hij verschilde echter hierin van ons, dat hij tot een veel duidelijker en voller besef van zijn Goddelijkheid gekomen was dan wij, zoals zijn leven zo duidelijk aantoont. Jezus was God, geopenbaard in het vlees, wat inderdaad ieder moet zijn, die tot volle bewustheid komt van zijn één zijn met God, zoals Jezus zelf ook zo duidelijk onderwees.
We kunnen stellig niet geloven in het door en door ongerijmde, onlogische en beslist demoraliserende leerstuk van de "verzoening", zoals het ons gegeven wordt door oude, kerkelijke lichamen, die de ware leer van Jezus zó verdraaien, dat ze er niet voor terug deinzen in het Nieuwe Testament woorden in te lassen. Velen geloven, dat dit leerstuk meer kwaad heeft gedaan aan de werkelijke leer van Jezus dan alle andere oorzaken samen. Het kon alleen opgesteld worden door degenen, die zelf geen geestelijk inzicht bezaten en daardoor de woorden van de Meester naar beneden haalden en ze geheel letterlijk verklaarden, daar zij niet in staat waren tot de geestelijke opvatting, die hij bedoelde.
Indien hij niet kwam voor "verzoening", niet met de bedoeling de toorn en de verontwaardiging van een boze God te stillen om Hem daardoor met Zijn kinderen te verzoenen, waarvoor kwam hij dan? Het is duidelijk dat hij kwam als Verlosser -zo beschouwde hij zich zelf ook om de mensenkinderen weer te leiden tot hun Vader. En op welke wijze wilde hij dit doen? Door hen hun leven te doen verenigen met het leven van de Vader, zoals hij zijn leven er één mee had gemaakt. Hij kwam niet alleen spreken over het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, maar duidelijk en onmiskenbaar toonde hij hun dit door zijn leven.
Dat hij zijn discipelen op eenvoudige en ondubbelzinnige wijze onderwees, dat dat zijn missie was, blijkt uit talrijke zinnen, zoals de volgende, die door het hele evangelie voorkomen:
Mattheüs IV:23: Jezus trok dan rond door heel Galilea, terwijl hij in hun synagogen onderwees en de Blijde boodschap van het Koninkrijk predikte,
. enz.
Lucas VIII:1: Hij reisde rond door stad en dorp, terwijl hij predikte en de Blijde boodschap van Gods Koninkrijk verkondigde
.
Lucas VI:43: Maar hij zei tot hen: Ook aan de overige steden moet ik de Blijde boodschap van Gods Koninkrijk brengen. Hiertoe ben ik immers gezonden.
Lucas IX:2: En hij zond hen uit om het Koninkrijk Gods te verkondigen en als heelmeesters op te treden.
Mattheüs XXIV:14: Deze blijde boodschap van het Koninkrijk zal in heel de wereld verkondigd worden tot een getuigenis voor alle volken. Enz.
Op meer dan dertig plaatsen in de eerste drie evangeliën zien we, dat Jezus aan zijn jongeren een duidelijke verklaring geeft van zijn bijzondere zending: de blijde tijding verkondigen van de komst van het koninkrijk Gods. En zelfs nog voor hij in het openbaar optrad, horen wij Johannes de Doper, die zegt; "bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij."
Wat bedoelde Jezus met het Koninkrijk Gods of zoals hij het soms uitdrukte, met het Koninkrijk der hemelen? Laten we als antwoord zijn eigen woorden nemen, dat is beter dan welke beschouwing ook:
"Men zal niet zeggen: Hier is het, of daar! want het Koninkrijk Gods is in uw midden." Hij leerde slechts wat hij zelf gevonden had, de bewuste vereniging met het leven van de Vader als het enige en allesomvattende.
Vanaf het begin bestond er voor Jezus geen andere werkelijkheid dan het één zijn met God. Voor hem was het niet vreemd om te leven in het leven van de Vader. Hij vond het volkomen natuurlijk en het was het enige leven dat hij kende. Hij had zo'n heldere visie en zijn reeds tot bewustheid gekomen Goddelijk leven was zó rijk en volledig, dat hij wist, dat het totaal onmogelijk was, dat zijn leven buiten dat van de Vader kon staan, zoals wij dit waarlijk zullen weten, wanneer wij tot helder inzicht zijn gekomen en in dezelfde ten volle bewust geworden vereniging treden met het Goddelijk leven.
Deze grote kennis verkreeg Jezus niet door verstandelijke bespiegeling en nog minder door een boodschap van buiten af; ze kwam tot hem uit zijn eigen innerlijk bewustzijn. Naar alle waarschijnlijkheid was het aangeboren. Hij werd geboren met een bijzondere aanleg om het geestelijke te onderscheiden, precies zoals onder ons sommigen geboren worden met een bijzondere aanleg voor dit en anderen weer voor dat. Maar zó groot was van nature deze kracht in Jezus, dat we naar waarheid kunnen zeggen, dat hij grote voorrechten bezat boven de meeste mensen en daardoor was hij zoveel te meer tot grote dingen in staat en er was dus alle reden voor, dat hij een der grootste Wereldleraren en dus Verlossers was. Ik herhaal nog eens, dat Jezus nooit anders over zijn leven spreekt, dan dat het één is met dat van de Vader. In antwoord op een vraag van Thomas in het veertiende hoofdstuk van Johannes, zegt hij: "Indien je mij gekend had, zou je ook mijn Vader kennen. Van nu af ken je Hem en hebt Hem gezien. Filippus, die er bij stond en niet bij machte was de innerlijke betekenis van de woorden van de Meester te begrijpen, zei tot hem: "Heer,toon ons deze Vader, dat is genoeg voor ons. Jezus, enigszins verbaasd dat zijn bedoeling hun niet duidelijk was geworden, antwoordde: Ben ik zolang bij je en ken je mij nog niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de vader gezien. Waarom zeg je dan: Toon ons de Vader? Geloof je niet, dat ik in de Vader ben en de Vader in mij is? De woorden die ik tot je spreek zeg ik niet uit mijzelf. De Vader die voortdurend in mij is, volbrengt zijn werken. Geloof me, ik ben in de Vader en de Vader is in mij. Zo niet, geloof op grond van die werken".
De vraag komt onvermijdelijk, waarom hij er dan de nadruk op legde, dat we alleen door hem het koninkrijk kunnen betreden, als het zijn zending was de blijde tijding te verkondigen van het Koninkrijk Gods. In zijn gesprek met Filippus en Thomas, onmiddellijk voorafgaand aan het gedeelte, dat we juist aanhaalden, zegt hij zelf: "Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij". De reden hiervoor is dat het de levende waarheid was die hij bracht. Hij kwam de mensen verlossen door hen in denken en voelen één te maken met de Vader. Hij beseft, dat één zijn met het leven van de Vader de weg. de waarheid en het leven is, en alleen door hetzelfde pad te gaan, dat hij zelf had gevolgd, kan iemand waarlijk met de Vader verenigd worden. Hij had die grote, levende en verlossing brengende waarheid nergens anders in de wereld gevonden. Hij moest spreken als één die helemaal alleen staat en in dit opzicht was het letterlijk waar toen hij zei: Niemand komt tot de Vader dan door mij. En opdat hij op zijn leven, op zijn bewust één zijn met het leven van de Vader kon wijzen als de weg, de waarheid en het leven, sprak hij zo en moest hij inderdaad zo spreken, zelfs op het gevaar af dat men hem verkeerd zou begrijpen en zijn woorden louter letterlijk opvatten, waartoe die tijd in zijn geestelijke armoede zo licht geneigd was en wat zelfs zijn eigen discipelen dikwijls gedaan hadden, zoals we zien. Om hun die geestelijke waarheden te verkondigen, moest hij de taal en de beelden gebruiken, die hun werelds denken kon begrijpen en dit was een reden te meer, dat zijn woorden zo licht aanleiding gaven om geheel letterlijk te worden uitgelegd.
Ik ben het brood van het leven, zegt hij tot degenen die om hem heen staan. Uw vaderen aten in de woestijn het manna en zijn gestorven. Dit is het brood, dat uit de hemel neerdaalt, opdat men daarvan eet en niet sterft. Ik ben het levende brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij eeuwig leven. En het brood dat ik geven zal is mijn vlees, dat dient voor het leven van de wereld! De Joden, die zijn woorden in letterlijke zin opvatten, twistten onder elkaar en zeiden: "Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?" Jezus bevestigde opnieuw zijn bewering door te zeggen: "Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, indien u het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u het leven niet in u
. Want mijn leven is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank.
Letterlijk :Mijn vlees is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem. Zoals de levende Vader mij gezonden heeft en ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die mij eet, door mij leven.
En zelfs vele van zijn discipelen zeiden, toen ze hem zo hoorden spreken: "Die woorden zijn wreed. Wie kan dat aanhoren? Wie kan hem begrijpen? Jezus, die meteen merkte, dat ze weer zijn woorden naar beneden haalden en letterlijk opnamen, vroeg hun of ze zich ergerden aan datgene wat hij zojuist gezegd had en toen zei hij, opdat ze zijn werkelijke bedoeling zouden begrijpen: De geest is dat wat leven brengt. Het vlees is volstrekt nutteloos. De woorden die ik tot jullie gesproken heb, zijn geest en zijn leven.
En zo kan ieder, die niet geheel en al geestelijk, om niet te zeggen moreel blind is, gemakkelijk inzien, dat Jezus bedoelde te zeggen en ook inderdaad zei, dat de woorden, die hij tot hen gesproken had over zijn één zijn met het leven van de Vader, het ware vlees en de ware drank waren; een mens bezat het ware leven niet, tenzij hij hiervan at en dronk; zij waren in staat hem het leven, en wel het eeuwige leven te geven.
"Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem." Of als we de uitdrukking omkeren: "Wie in mij blijft en in wie ik blijf, hij is het, die mijn vlees eet en mijn bloed drinkt.' "De woorden, die ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven."
"Zoals de levende Vader mij gezonden heeft en ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die mij eet, door mij leven." In de woorden van Fichte in De weg naar het zalige leven: "Zijn vlees eten en zijn bloed drinken betekent geheel worden zoals hij, zonder voorbehoud of beperking gevormd worden naar hem, in een andere persoonlijkheid een getrouwe herhaling zijn van hem, met hem vlees te worden, d.w.z. zoals hij het Eeuwige Woord is, dat tot vlees en bloed is geworden, moeten wij zijn vlees en bloed worden en hieruit volgt, en het is eigenlijk hetzelfde, wij moeten het tot bloed en vlees geworden Eeuwige Woord zelf worden; geheel denken zoals hij, zó, alsof hij dacht en niet Wij; geheel leven zoals hij en zó, alsof hij zelf ons leven leefde. U zult stellig niet proberen mijn woorden naar beneden te halen en er deze kleine bedoeling in te leggen, dat we Jezus als een onbereikbaar ideaal alleen maar gedeeltelijk en op een afstand moeten volgen, zover onze menselijke zwakheid ons daartoe in staat stelt, maar ze opvatten in de zin, waarin ik ze gesproken heb: dat we als Christus zelf moeten worden.
Dan zal het u ook beslist duidelijk worden, dat Jezus zich niet goed anders had kunnen uitdrukken; dat hij zich werkelijk uitstekend uitdrukte. Jezus dacht er niet aan zich voor te stellen als dat onbereikbaar ideaal, waarin hij veranderde ten gevolge van de geestelijke armoede der eeuwen, die na hem kwamen. Ook zijn apostelen beschouwden hem niet als zodanig.
Leven in Christus is zijn leven leven, door te leven in de waarheid, waarin Hij leefde en die Hij leerde. De ene grote waarheid, waarin hij voortdurend leefde was, zoals we gezien hebben, dat slechts in bewuste vereniging met God het ware leven is, en daarom kunnen we gemakkelijk begrijpen, waarom hij er voortdurend over sprak, zoals de Evangelieschrijvers ons telkens meedelen - dat het zijn bijzondere zending was de blijde tijding van het Koninkrijk Gods te prediken. Indien het voor ons onmogelijk was hetzelfde leven te leven, dat hij leefde, dan zou hij niet gesproken hebben, zoals hij deed. Jezus maakt niet voor zichzelf alleen aanspraak op dit wondervolle leven van ten volle bewust geworden Goddelijk leven, maar voor allen, die werkelijk leven in de waarheid, die hij onderwees. Het was niet Jezus' missie de ene of andere openbare instelling te stichten, zoals de kerk, maar om het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid te verwerkelijken en te doen heersen in de hoofden en harten der mensen. Hiertoe werd hij gezonden en dit is heel iets anders dan het stichten van een openbare instelling. Paulus en zijn aanhangers, die het eens waren met de toen heersende mening, dat een werelds koninkrijk gesticht zou worden, waren de stichters van de kerk, niet Jezus. In de vier Evangeliën wordt het woord kerk" door Jezus maar één of tweemaal terloops genoemd, terwijl het woord "koninkrijk" alleen in de eerste drie Evangeliën meer dan dertig maal voorkomt.
Gelijk we reeds aangetoond hebben, indien het Jezus' bedoeling geweest was een openbare organisatie te stichten, dan zou hij stellig niet gezegd hebben, dat hij kwam met een ander bepaald doel. Maar toen de openbare organisatie, de kerk met haar verschillende ceremoniën, een zuiver menselijke instelling, gesticht was en de eerste kerkvaders in de Heilige Schrift zelfs woorden inlasten om de stichting mogelijk te maken, zoals de moderne wetenschap zo duidelijk aan het licht heeft gebracht, toen verloren de volgende eeuwen, in de mening, dat het in stand houden van de kerk haar taak was, langzamerhand min of meer de betekenis van de woorden van de Meester. Zij deden hun best om een instelling in stand te houden, waarmee hij niets te maken had. En de door de kerk ingestelde langdurige en bittere vervolgingen in de eerste eeuwen en gedurende de middeleeuwen, evenals de lange lijst van misdaden, goedgekeurd en rechtstreeks begaan door de kerk der middeleeuwen, tonen dat ze de wezenlijke waarheid niet bezat; want zij. die in de waarheid leven en haar de eerste en hoogste plaats geven in hoofd en hart,zullen nooit anderen vervolgen - dat doen alleen zij die niet zeker zijn van hun zaak en zich dus op onzekere, onbetrouwbare bodem bevinden en die een instelling in stand willen houden. die naar hun mening anders te gronde zou gaan.
Nee, we weten dat de ware godsdienst nooit heeft vervolgd of enige onverdraagzaamheid heeft getoond. Overal in de geschiedenis, waarin ons verteld wordt van de ketterijen in de kerk en van vervolgingen. stond de vervolgde partij altijd op een respectievelijk hoger, de vervolgende partij op een lager standpunt; deze laatste vocht als het ware voortdurend voor haar leven. Maar de werkelijke waarheid. die Jezus leerde, zal geen vervolgingen doen ontstaan, zelfs niet toelaten, vandaar dat vervolgingen voorkomen waar de waarheid ontbreekt.
De werkelijke waarheid, die Jezus leerde, zal ook geen verdeeldheid dulden, evenmin als onverdraagzaamheid, want al wat werkelijk waar is, is helemaal waar; en er kan dus geen sprake zijn van verschillen met betrekking tot de waarheid. Onze moderne theologen en onze hedendaagse kerken, die hun vormen en inhoud ontlenen aan de bespiegelingen en theorieën van die uit vroeger tijd, zijn zeer zeker niet in het bezit van de wezenlijke waarheid, die Jezus bracht. Want ze verschillen feitelijk van mening over ieder dogma, dat zij verkondigen. En hoe vreemd het ook mag lijken, in onze dagen zijn zelfs kettervervolgingen met al de dwaasheden, die erbij horen, niet helemaal onbekend. Maar, zoals Jezus zelf zegt; "Elk huis, dat met zich zelf in strijd is, kan niet blijven bestaan." En als de hedendaagse kerk als wezenlijke macht in de wereld wil blijven staan of alleen maar wil blijven bestaan, dan moet ze teruggaan tot de wezenlijk levende waarheid, waarin Jezus leefde en die hij onderwees; of er zich toe opwerken, al naar de toestand is.
Tenzij ze dit doet; zal ze onvermijdelijk haar invloed op de mensen verliezen en dit zal in de toekomst zelfs nog sneller gaan dan dit nu al het geval is. En het is zeker, dat de jongere generatie die de kerk nog niet voor zich gewonnen heeft, zich niet tot haar aangetrokken zal voelen, indien het gaan kan tot iets, dat duizendmaal meer waarheid en dus levengevende kracht bezit dan de kerk heeft te geven.
Dat dit niet alleen onze opvatting is, blijkt uit de wonderbaarlijke snelheid waarmee de denkrichting van de Nieuwe Gedachte zich over de hele wereld verbreidt. Konden we onze bedoeling maar duidelijk maken zonder een dergelijk etiket te gebruiken. De "Nieuwe Gedachte heeft als grondwaarheid de bewuste vereniging met het Goddelijke Leven en de in werking gestelde krachten, die daarmee samengaan. Ze heeft deze dus niet nieuw ontdekt, maar weer ontdekt. Elk jaar wenden zich duizenden in ons eigen land en in andere landen af van het armzalige voedsel voor de ziel en vinden in de nieuwe beweging de vreugden van het bewuste Goddelijke Leven. Dat dit evenmin alleen onze eigen mening is, blijkt uit de inhoud van een brief, die een bekende geestelijke, die een hoge plaats bekleedt in de Engelse kerk, onlangs schreef aan een bekende Amerikaanse predikant. De inhoud komt in het kort hierop neer, dat de kerk in Engeland letterlijk doortrokken is van de ,.Nieuwe Gedachte". De geestelijke vraagt hem een lijst te zenden van de beste boeken, die in die geest in Amerika verschenen zijn.
Wat wij dus tegenwoordig nodig hebben is hetzelfde als dat, waar de wereld verlangend om roept: de leven gevende kracht van de grote, centrale waarheid, die de Meester leerde en niet de verschillende theorieën en bespiegelingen met betrekking tot zijn afkomst, geboorte, leven en de bedoeling van zijn woorden. En nog minder de bedenksels der oude kerkvaders met betrekking tot erfzonden, aangeboren zonde, verzoening en hun leerstuk: geloof en word zalig, en het daar tegenover gestelde: als u niet datgene gelooft wat in strijd is met alle rede en alle innerlijk weten, alle ware genade, evenals met alle ware rechtvaardigheid, dan bent u verdoemd, voor altijd en eeuwig verloren.
Jezus is werkelijk het lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt, maar hij doet dit, doordat hij aan de wereld de waarheid brengt, die de mensen vrij zal maken. Hij doet dit door het voorbeeld van zijn leven en door de waarheid te brengen, waarin hij leefde en die hij onderwees, niet door zijn dood en het in acht nemen van de verschillende ceremoniën en vormen, die in verband hiermee ontstaan zijn. Zij, voor wie symbolen hulpmiddelen zijn en ik erken het feit, dat ze bij sommigen heilige gedachten opwekken zullen goed doen er gebruik van te maken, totdat ze aan die behoefte ontgroeid zijn. Maar symbolen hebben alleen waarde, waar het wezenlijke niet is, en zij die het wezenlijke bezitten, hebben geen symbolen meer nodig. "Maar de ure komt, zei Jezus, "en is er nu" (omdat ik u de ware geest der waarheid heb gebracht) "waarin de ware aanbidders de Vader in geest en waarheid zullen aanbidden. God is geest, en zij die aanbidden, moeten in geest en waarheid aanbidden:'
Naar Jezus' eigen woorden was het zijn bedoeling niet, dat men alleen met het louter historische geloof. dat hij het tot vlees geworden Eeuwige Woord was, tevreden zou zijn en nog minder, zoals enkele theologische zienswijzen leerden, dat verzoening met de Vader, zoals die gewoonlijk wordt opgevat, zijn doel was. God zou van zijn kinderen niet verlangen, dat ze Hem dienden volgens een leer, die in strijd was met hun eigen innerlijk weten. Evenmin zou hij gediend willen zijn volgens een eenzijdige, bekrompen godsdienst van het volk.
En indien die verzoening, zoals verschillende theologen ons willen doen geloven, alleen tot stand kon komen door aan te nemen, dat Jezus zijn stoffelijk bloed voor ons vergoten heeft, dat daardoor de Vader voor Zijn genade voldoening verlangt, hoe staat het dan met al diegenen, die zo'n ongerijmde. onlogische theorie, die in strijd is met de natuur van de levende God, die zij kennen en over wie ze dus niet langer behoeven te theoretiseren en bespiegelingen te houden, niet kunnen aanvaarden. Dan hebben we het nog niet eens over de miljoenen en miljoenen mensen die nooit iets gehoord hebben en nooit iets konden horen over Jezus en over het verhaal van zijn bloed, vergoten voor de zonden van de wereld"; negen tiende van hen zouden het toch niet geloven, al kregen ze het te horen, en met reden. Neen, deze verzinsels kunnen niet waar zijn, want al wie God eert en recht handelt, tot welk volk hij ook behoort, is Hem welgevallig." En daarom kan iemand buiten elke kerk staan, zelfs buiten elke bestaande godsdienst en toch in geest en dus in waarheid een waarachtiger Christen zijn dan al diegenen, die beweren zijn ijverigste volgelingen te zijn, wat Jezus zelf inderdaad zo dikwijls zegt: "Aan de vruchten zult ge hen kennen, zegt hij. Niet ieder, die tot mij zegt: Here, Here, zal ingaan in het Koninkrijk der hemelen, maar hij, die de wil van mijn Vader in de hemelen volbrengt.'
Wat zich Christendom noemt, moet bewijzen, dat het dit werkelijk is en alleen dat Christendom is het ware, dat zich in het leven toont in zijn werken, macht en invloed de waarheid, die het leven van Jezus demonstreerde. "Wie in mij gelooft, zei Jezus - en dit bewijst door mijn leven te leven - zal de werken, die ik doe, ook doen, ja, hij zal grotere verrichten, want ik ga naar de Vader. En hij, die wil weten door welk gezag Jezus sprak, moet het leven van Jezus leven en dan zal hij zijn leer kennen.
IV
De diepzinnigste gedachte van een wijsgeer
Laat ons nu eens zien welke relatie er bestaat tussen het denken van de filosoof Fichte en de waarheden, die wij het licht hebben laten zien. Waarheid, de hoogste waarheid, waarheid omwille van waarheid zelf, was zijn enige, verheven levensdoel. En ten einde ze zelf duidelijk te onderkennen, opdat hij ze op zijn beurt weer kon tonen aan anderen, stond hij fier en alleen buiten elk verband met welke instelling, organisatie of gedachtensysteem ook, die zijn inzicht zou kunnen vervormen of beperken en hem er willekeurig of onwillekeurig toe zou kunnen brengen bij het verklaren van de waarheid deze zó te verdraaien, dat het paste bij de beginselen van het denksysteem of van de instelling, waarbij hij zich, misschien zonder erbij na te denken, had aangesloten.
Een beroemd Engels geleerde zei eens van Fichte: "Ver boven de donkere draaikolk van de theologise strijd, waarin kleinere intellecten zich vergeefs opwinden en ergeren, worstelt Fichte voorwaarts in de zonneglans van de zuivere gedachte, die de sektegeest niet kan zien, daar zijn verzwakte visie gericht is naar een geleend en onvolkomen licht."
Het is bovendien altijd van belang om te weten, hoe de waarheid, die iemand vindt en die hij aan anderen probeert mee te delen, wordt belichaamd in zijn eigen leven, want dat is het zekere en onfeilbare criterium van haar kracht en van haar realiteit. Een paar woorden met betrekking tot Fichte's leven kunnen daarom hier op hun plaats zijn, een paar woorden van dezelfde grote Engelse geleerde, die ik zo even aanhaalde; hij vertaalde Fichte' s werken en kende zowel zijn leven als zijn filosofie. "Wij hebben een hoge waardering voor zijn filosofie", zegt hij, ze is een onschatbaar bezit voor ons, want ze schijnt de edelste uitdrukking van menselijke aanleg en goddelijke waarheid, die we ooit gehoord hebben, maar met eerbiedige dankbaarheid erkennen we, dat we nog meer aan hem verschuldigd zijn, want hij heeft het beste nagelaten, wat de ene mens de anderen kan schenken -de herinnering aan een dapper, heldhaftig mensenleven."
We zien in zijn krachtig openbaar leven - in zijn innige liefde voor al wat schoon en waar is - in zijn onkreukbare rechtschapenheid en heldhaftige toewijding aan het goede een openbaring van zijn beginselen. Zijn leven is de zuivere tegenhanger van zijn filosofie - het is het leven van een sterk, vrij, volkomen eerlijk mens.
En laten we nu een paar paragrafen nemen uit Fichte's gedachten, die min of meer onmiddellijk betrekking hebben op het onderwerp, dat we nu behandelen. Nadat hij op een heel begrijpelijke wijze de waarheid omtrent het Zijn in het licht heeft gesteld, het Zijn, dat hij vereenzelvigt met het Leven, hoofdzakelijk op dezelfde aIgemene wijze, waarop wij dit geprobeerd hebben en nadat hij dan duidelijk heeft gemaakt, dat hij met God bedoelt dit Oneindig Zijn, deze Geest van Oneindig Leven, zegt hij :
God alleen is en niets bestaat er buiten hem - dit beginsel schijnt mij gemakkelijk te begrijpen en het is de onmisbare voorwaarde voor alle godsdienstig begrip."
Maar zoals we te voren duidelijk hebben aangetoond, is God meer dan dit lege en vage begrip; in ons leeft zijn werkelijk, waar, onmiddellijk leven - of om het nauwkeuriger uit te drukken, wij zelf zijn Zijn onmiddellijk Leven. Maar we zijn ons dit onmiddellijke Goddelijke Leven niet bewust en daar, zoals we ook reeds gezien hebben ons eigen Zijn - dat, wat in eigenlijke zin het onze genoemd kan worden - het enige is dat we bewust kunnen omvatten, blijft ons Zijn in God, niettegenstaande het waarlijk in de grond het onze is, ons altijd vreemd en is het inderdaad en naar waarheid voor ons zelf niet ons Zijn. Dit inzicht baat ons echter in geen enkel opzicht en we blijven even ver als ooit van God verwijderd. We weten niets van dit onmiddellijke, Goddelijke Leven, zoals ik zei, want zodra de mens het eerste sprankje van bewustzijn verkrijgt, ziet hij niets dan een dode wereld. De vorm verbergt steeds de inhoud. Ons oog omsluiert het voorwerp, waarop het gericht is: we staan ons zelf in het licht. Ik zeg tot u. die zo klaagt: Verheft u tot het standpunt van de Religie en al deze sluiers worden terzijde geschoven en de Godheid herneemt haar plaats in uw ziel in haar eerste en oorspronkelijke vorm als Leven, als uw eigen Leven, dat u behoorde te leven en moet leven!
Aantonende hoe het algemeen Goddelijke Leven zich incarneert in het menselijk leven, zegt hij: Van het eerste standpunt beschouwd wordt het Eeuwige Woord vlees, neemt een persoonlijk, fysiek, menselijk bestaan aan, zonder belemmering of voorbehoud, in alle tijden en iedere persoonlijkheid. die een levendig inzicht heeft in haar eenheid met God, en die werkelijk en waarlijk haar persoonlijk leven onderwerpt aan het Goddelijk Leven in zich, precies op dezelfde wijze als het Eeuwige Woord in Jezus Christus geïncarneerd werd.
Hij zegt verder, sprekend over de grote fundamentele waarheid, die Jezus ontdekte en aan de wereld gaf, en ook over de wijze, waarop hij ze ontdekte: Jezus van Nazareth bezat zonder twijfel het diepste inzicht waarop elke waarheid berust - in de volkomen eenheid van de Mensheid met de Godheid met betrekking tot datgene, wat in de Mensheid het wezenlijke en werkelijke is".
"Het bewustzijn van zijn persoonlijkheid was zowel de zuivere als de volstrekte Waarheid van de Rede zelf; op zich zelf staand, onafhankelijk was het het logische gevolg van bewustheid".
Zijn volgende woorden dienen om te tonen dat Jezus, zoals hij ons door de apostel Johannes wordt voorgesteld, zijn leven nooit in een ander licht zag dan als één met het leven van de Vader:
Maar dit is juist de meest opvallende en treffende trek in het karakter van de Jezus uit het Evangelie van Johannes -altijd weer in dezelfde vorm gegoten - dat hij niets van een scheiding tussen zijn persoonlijkheid en die van de Vader weten wil, en dat hij anderen, die zulk een onderscheid proberen te maken, ernstig berispt: terwijl hij aanhoudend er op wijst, dat wie hem ziet. de Vader ziet, wie hem hoort, de Vader hoort, en dat hij en de Vader volkomen één zijn; hij verwerpt en ontkent onvoorwaardelijk de opvatting, dat hij innerlijk onafhankelijk is: door misverstand heeft men hem zulk een ongepaste zelfverheffing verweten. Voor hem was Jezus God niet, want voor hem bestond er hoegenaamd geen onafhankelijke Jezus. God was Jezus en openbaarde zich als Jezus."
Daarna zegt hij, om aan te tonen, dat dit een algemene waarheid is, die Jezus het eerst aan de wereld heeft gebracht in haar volheid en in haar kracht -waarvan zijn eigen leven het bewijs was -welke waarheid echter niet alleen op hem toepasselijk is: "Een inzicht in de volstrekte eenheid van het menselijk bestaan met het Goddelijke is zeker de diepste Kennis, die de mens verwerven kan. Voor de tijd van Jezus had deze Kennis nergens bestaan en na zijn tijd -we mogen wel zeggen tot heden toe -is ze weer zo goed als verloren gegaan, althans in de niet-godsdienstige literatuur."
Dat we tot hetzelfde levende besef van deze grote, onzichtbare waarheid moeten komen als Jezus, óf door wat hij leerde en door zijn leven bewees, óf langs een andere weg, geeft hij duidelijk aan in de volgende woorden: "Het levende bezit van de denkwijze, die we in het licht hebben gesteld ---niet de droge, dode, louter historische kennis ervan - is, volgens onze beschouwing de hoogste, en inderdaad de enig mogelijke Zaligheid.
"Alleen het metafysische, niet het historische kan ons Zalig maken; het laatste kan ons alleen tot begrijpen brengen. Indien iemand waarlijk met God is verenigd en in Hem leeft, is het van totaal geen belang, hoe hij deze toestand heeft bereikt en het zou een nutteloos en verkeerd werk zijn om in plaats van in die nieuwe toestand te leven, voortdurend te herhalen, wat we ons herinneren van de wijze, waarop we zo ver gekomen zijn. Kon Jezus op aarde terugkeren, dan moeten we van hem verwachten, dat hij volmaakt tevreden zou zijn als hij zag, dat het Christendom werkelijk heerste in de ziel van de mensen, onverschillig of men zijn verdienste hierin erkende of over het hoofd zag; iets anders kunnen we waarlijk niet verwachten van iemand, die, toen hij op aarde leefde. niet eigen roem zocht, maar die van Hem, door Wie hij gezonden was.
En wat zijn nu, naar Fichte's mening, de resultaten, die uit dit hogere besef -deze Ware Religie, zoals hij ze soms noemt -voortvloeien en dus het criterium zijn van haar echtheid? Zijn woorden in verband hiermee zijn: De ware Religie, houdt niettegenstaande ze de blik van diegenen, die door haar bezield zijn, tot haar eigen sfeer opheft, hun Leven stevig op het gebied der handeling en wel op dat van de goede morele handeling. Het ware en wezenlijke religieuze leven is niet slechts contemplaties en bespiegelend, peinst niet alleen over vrome gedachten, maar is wezenlijk actief. Zoals we gezien hebben, bestaat het hierin, dat we ons er innerlijk van bewust zijn, dat God waarlijk in ons leeft, beweegt en Zijn werk tot stand brengt. Indien er dus in ons geen werkelijk Leven is, indien er van ons geen werkzaamheid, geen zichtbaar werk uitgaat, dan werkt God niet in ons. Ons bewustzijn van de eenheid met God is dan bedrieglijk en ijdel en de flauwe afschaduwing van een toestand, die niet de onze is: misschien het algemene, maar levenloze begrip, dat zulk een toestand mogelijk is en in anderen werkelijkheid kan zijn, maar dat wij zelf er niet in het minst deel aan hebben.
Godsdienst bestaat niet louter in vrome dromen. zei ik. Godsdienst is niet iets op zichzelf en voor zichzelf. Het is niet iets, dat men doen kan, afgescheiden van zijn andere bezigheden, misschien op zekere bepaalde dagen en uren. Het is de innerlijkste geest, die al onze gedachten en daden, welke in andere opzichten hun aangewezen loop zonder verandering of onderbreking vervolgen, doordringt en bezielt. Het Goddelijke Leven en de Goddelijke Kracht moeten waarlijk in ons leven: dat is onafscheidelijk van Godsdienst, zoals ik zei.
Om dan verder aan te tonen hoe volkomen één met het Goddelijke deze waarlijk godsdienstige mens in zijn bewustzijn wordt, hoe zijn eigen persoonlijke wil opgaat in en dus gelijk wordt aan de Goddelijke Wil en tevens om te bewijzen, dat zijn leven dan verder kalm en rustig voortgaat, zegt hij:
"Zijn onveranderlijke gemoedstoestand drukt de waarlijk morele en religieuze mens uit in dit gebed; "Heer. laat slechts Uw wil geschieden, dan wordt ook de mijne vervuld; want ik heb geen anderen wil dan deze -dat Uw wil geschiede.
Dit Goddelijk Leven ontwikkelt zich nu voortdurend in hem zonder hindernis of belemmering, gelijk het zich slechts in hem en zijn persoonlijkheid kan en moet ontwikkelen; dit alleen is het, wat hij inderdaad begeert; zijn wil wordt daarom steeds vervuld en het is volstrekt onmogelijk, dat ooit iets zou kunnen gebeuren, wat daarmee in strijd was.
Wat er ook rondom hem voorvalt, niets schijnt hem vreemd of onverklaarbaar; hij weet zeker of hij het begrijpt of niet, dat het bestaat in Gods Wereld en dat daar niets zijn kan dat niet direct tot het goede leidt. Er is geen vrees voor de Toekomst in hem, want de volstrekte bron van alle zaligheid draagt hem eeuwig daarheen. Er is geen droefheid om het verleden, want voor zover hij toen niet in God leefde, was hij niets en daaraan is nu een eind gekomen; sedert hij leeft in God. leeft hij in het Licht; terwijl voor zover hij wel in God leefde, datgene wat hij deed, beslist rechtvaardig en goed was. Hij behoeft zich nooit iets te ontzeggen, noch naar iets te verlangen, want hij bezit op elk ogenblik en voor eeuwig de volheid van alles wat hij kan genieten. Voor hem bestaat geen moeite en inspanning meer; zijn hele uiterlijke bestaan vloeit zacht en rustig voort uit zijn Innerlijk Zijn en stroomt zonder moeite of belemmering uit in de Werkelijkheid.
Er verder over sprekend hoe we direct de volle realisatie van dit werkelijke leven kunnen bereiken en er in leven kunnen, en over hen, die in plaats van onmiddellijk het Koninkrijk binnen te gaan en dus hier en nu de hoogste vreugde en het hoogste geluk te vinden, het in zijn volkomenheid verwachten na de overgang. die wij dood noemen. zegt hij:
Zeer zeker ligt er een Zaligheid aan de andere zijde van het graf voor hen, die haar reeds hier bereikt hebben; een Zaligheid in geen andere vorm en op geen andere wijze te verwerven dan door die, welke hen hier en nu zalig maken; het feit van begraven worden brengt de Zaligheid niet -en in het toekomstig leven en door alle toekomstige leven heen in zijn volledige omvang. zouden zij, die het geluk in iets anders wilden zoeken dan in datgene, wat hier beneden zo dicht in hun bereik ligt, dat het van Eeuwigheid tot Eeuwigheid niet nader tot hen gebracht kan worden - in het Oneindige - het daar even vruchteloos zoeken, als ze het hier gezocht hebben.
En zo zwerft het arme kind der Eeuwigheid. verdreven uit zijn vaderhuis, terwijl zijn hemels erfdeel, dat zijn levende hand echter niet durft grijpen overal binnen zijn bereik is, met onvaste en onzekere tred door de woestenij, overal werkend om een woonplaats te stichten, maar gelukkig wordt hij door het spoedig ineenstorten van al de elkander opvolgende woningen er steeds aan herinnerd, dat hij nergens anders vrede kan vinden dan in het huis van zijn Vader.
Tenslotte bespreekt hij hoe volkomen twijfel en onzekerheid verdwijnen uit het leven van hem, die zijn middelpunt heeft gevonden in het Oneindige, door de realisatie van de waarheid die wij aan het licht brachten. Hij zegt daarover: De religieuze mens is voor altijd vrij van mogelijke twijfel of onzekerheid. Op elk ogenblik weet hij nauwkeurig wat hij wil en moet willen, want de diepste bron van zijn leven - zijn wil - ontspringt onmiddellijk uit de Godheid. De mogelijkheid, dat hij zou dwalen, is uitgesloten. Zijn wil wijst hem onfeilbaar de goede richting en zijn gevoel om die aanwijzing te verstaan, is eveneens onfeilbaar. Op elk ogenblik weet hij. dat hij in alle Eeuwigheid zal weten, wat hij zal en moet willen; dat in alle Eeuwigheid de bron van Goddelijke Liefde. die in hem ontsprongen is, nooit zal opdrogen; die Liefde zal hem krachtig steunen en immer verder dragen."
Ziehier enkele van de algemene beschouwingen - en we moeten eraan toevoegen, van de diepzinnigste beschouwingen - van een man, die misschien meer dan iemand anders zo'n grote, directe invloed op het leven van zijn eigen eeuwen en van de volgende eeuwen heeft uitgeoefend. Aan Fichte dankt het Duitse rijk voor een groot deel het prachtige onderwijssysteem van heden. Zijn denken begon invloed te krijgen in de tijd, dat het opvoedingssysteem in verval geraakte en het Rijk zelf door de pas geleden verliezen in een min of meer onzekere toestand verkeerde. En zijn gedachten, in meerdere of mindere mate door Fröbel en Pestalozzi in daden omgezet, hebben er toe bijgedragen aan de wereld het meest ware stelsel van opvoeding te geven, dat ooit bekend is geweest. We kennen het onder de naam Kindergarten", en langzaam maar zeker brengt het een ommekeer te weeg in onze hedendaagse onderwijsmethoden, die dringend behoefte hebben aan een even ingrijpende verandering.
Indien de waarheid en de kracht van iemands denken zowel naar zijn blijvende als zijn onmiddellijke invloed beoordeeld moeten worden, dan is het wel zeker, dat de gedachten van Fichte hun leven ontleenden aan het rijk van de hoogste waarheid, de enige waarheid, ie werkelijk kracht schenkt. want ze hebben een machtige, levengevende invloed uitgeoefend, oefenen die nog steeds uit en nooit zal deze eindigen.
V
Duurzame vrede en veiligheid
Wat hebben we gevonden en langs welke weg? Uit eigen rede en inzicht onafhankelijk van elk gezag buiten ons hebben we de grote waarheid ontdekt, dat een helder begrip van het feit van de volkomen eenheid van het menselijke leven met het Goddelijke Leven, de diepste kennis is die de mens verwerven kan. Deze kennis is van weinig of geen waarde met betrekking tot haar invloed op het dagelijkse leven als het slechts een louter verstandelijk begrip, een louter dode theorie is. De krachtige levende realisatie van deze grote, onzichtbare waarheid, maakt haar tot een machtige stuwende en vormende kracht in ieders leven.
Verder hebben we gezien, dat deze zelfde grote waarheid het middelpunt vormde zowel van het leven als van de leer van Jezus Christus, van hem, die feitelijk tot de hele wereld als gezaghebbende komt. Hij zegt ons duidelijk, dat dit de ene grote waarheid was, waarin hij voortdurend leefde, dat deze het geheim was van zijn buitengewoon inzicht en buitengewone macht en dat het eveneens deze grote waarheid was, die hij de wereld kwam brengen. Ook zagen we, dat hij niet alleen verzekerde, dat hij kwam om ze te onderwijzen, maar dat hij ze duidelijk leerde. En dan vonden we verder, dat de diepzinnigste levensfilosofie van de filosoof Fichte -wiens geestelijk visie zo ten volle ontwikkeld was, dat ze hem in staat stelde in zijn filosofie aan de wereld - die merkwaardige vereniging van het verstandelijke met het geestelijke te brengen - met betrekking tot deze grote waarheid, al was het niet helemaal, dan toch bijna dezelfde was, zoals ook zijn gedachten over het leven, de macht en de zending van Jezus dezelfde waren. En wanneer ik dag na dag de wondervolle resultaten zie in het leven van degenen, die het levende besef hebben verworven, dan weet ik, dat Jezus wist, waarover hij sprak, toen hij vermaande: "Zoekt eerst het Koninkrijk der Hemelen en Zijn gerechtigheid en al het andere zal u worden toegevoegd." Bovendien, ik geloof niet, maar ik weet, dat al wie door deze realisatie het Koninkrijk Gods vindt, zal bemerken, dat zijn woorden al het andere. zal u worden toegevoegd, letterlijk en volkomen en noodzakelijkerwijze waar zijn. Alles zal worden toegevoegd op volmaakt natuurlijke en normale wijze, in volkomen overeenstemming met de natuurlijke. geestelijke wet. Hij. die zodoende de bergtop direct bestijgt, zal al het overige beneden in het dal voor zich zien uitgespreid. Hij, die zo zijn middelpunt gevonden heeft in het Oneindige, zal bemerken, dat alles, wat tot zijn uitwendig, stoffelijk leven behoort, getrokken zal worden naar hetzelfde middelpunt, waaruit zijn innerlijk leven voortvloeit. De schoonheid van het heilige is één met de schoonheid van het volmaakte. Niet anders kennen dan het Ene Leven betekent: waarlijk een schoon, volmaakt leven leiden, en hem, die zo leeft, zal verder niets ontbreken. Indien onze Christelijke kerken - wij noemen ze gewoonlijk zo - en de predikanten, die op de preekstoel staan, zich geheel en onverdeeld wilden wijden aan de boodschap, die Jezus aan de wereld bracht, dan zouden we zien dat het gewone volk" tot hem zou komen en graag naar hem zou luisteren; geen moeilijke. drukkende sociale toestanden zou men onder de ogen hebben te zien; want de mensen zouden dan de levende kennis bezitten van de ene grote waarheid, die al het overige zou schenken.
Deze grote onzichtbare waarheid echter, die het ware wezen was van Jezus' leven en leer, is zelfs in onze kerken zo goed als vernietigd en verloren geraakt. En zullen we nu, omdat ze feitelijk niet meer bestaat, de gevolgtrekking maken, dat de grote meerderheid der predikanten hun tijd en aandacht grotendeels geven aan de lege, dorre, onbelangrijke onderwerpen over die waarheid, of blijft er geen tijd voor de eerste over, doordat zoveel tijd en gelegenheid geschonken wordt aan de laatste? Hoe dit ook zij, het is zeker, dat we nu min of meer dezelfde toestanden hebben als in de tijd van Jezus: voortdurend streefde hij er ernstig naar aan die toestanden een eind te maken. Hij zei: Het staat u fraai Gods gebod te minachten om uw overlevering te onderhouden.
Menig student komt van onze theologische opleidingen, zo opgaand in theologische bespiegelingen en sektarische dogma's, dat hij er niet het minste begrip van heeft wat Jezus' eigenlijke zending was. Geen wonder dus, dat de kerk, waar hij predikt, weldra een dood ding wordt, waaruit het leven verdwenen is en waar zij, die het leven liefhebben niet langer willen binnentreden; waar deze kerk al heel gauw het meest om geeft is, op welke wijze de jaarwedden der predikanten verhoogd kunnen worden. Maar wanneer eenmaal al dit kleine en onbelangrijke, ja soms kleinzielige, dwaze en onzinnige is weggevallen, en alle tijd en aandacht gegeven wordt aan de grote, centrale waarheid,die Jezus aan de wereld gebracht heeft, dan zullen we zien, dat gedurende de eerstvolgende honderd, neen vijftig jaar, het dan waarachtige Christendom meer vorderingen zal maken dan het zogenaamde Christendom van heden gemaakt heeft gedurende de negentien eeuwen, dat het bestaat. Het feit, dat het in al deze eeuwen niet meer tot stand heeft gebracht, bewijst heel duidelijk, dat er iets wezenlijks aan ontbreekt.
De ware zielekreet van het hele Christendom is heden dezelfde als die, welke opgesloten ligt in de opdracht, die de ministers van Japan gaven aan een bekend vertegenwoordiger van de Christelijke religie, toen deze korte tijd geleden Japan verliet: 'Zend ons geen leerstellingen meer; we zijn ze moe. Zend ons Christus.' En Christus kan alleen gezonden worden door de grote centrale waarheid te zenden. die hij aan de wereld bracht, een waarheid, zo allesomvattend, zo algemeen, dat met betrekking tot wat wij de verschillende grote godsdiensten noemen, er geen verschillen bestaan, want uit haar aard is ze werkelijk de grond, de echte levenskern van alle godsdiensten. En in deze zin is het dus waar, dat er wezenlijk maar één religie is, die van de levende God. Want leven in het bewust beseffen van het feit, dat God in ons leeft, dat is waarlijk het leven van ons leven. Het ene grote feit, zowel met betrekking tot alle ware religie als tot het menselijke leven is, dat we in onszelf geen onafhankelijk leven bezitten en dat we dus in onszelf geen kracht hebben. Daarom kan het niet anders of de meest zuivere religie en het meest waarachtige leven zijn één en hetzelfde.
Alleen door dit levende besef van de wezenlijke eenheid van ons leven met het leven van de Vader kunnen we ware zaligheid en vrede en waar geluk vinden. Hoe eerder we dit leven ingaan en dus het leven van de geest leven, hoe beter het voor ons is. Want zaligheid, vrede en geluk kunnen op geen andere wijze tot ons komen en gevonden worden. Bovendien is er geen tijdstip noch in deze levenstoestand noch in een andere, waarop we beter dit leven van de geest kunnen ingaan en in het bezit kunnen komen van alles wat het met zich meebrengt, dan dit ogenblik. En wanneer de bron van het Goddelijk Leven eenmaal in ons is ontsprongen, dan kan ze nooit weer opdrogen en wij kunnen er overtuigd van zijn, dat die Liefde ons te allen tijde vrede zal schenken en ons veilig verder zal dragen. Hoe vreemd en onverklaarbaar de gebeurtenissen soms mogen schijnen, we kunnen ons verlaten op de blijde verzekering dat alleen datgene komen kan wat goed is. Want in Gods leven is niets dan het goede en in Gods leven leven we nu en zullen we altijd leven.
VI
De Weg
Er bestaat een eenvoudig middel. dat ons zeer van dienst kan zijn om te komen tot de realisatie, waarover wij hebben geschreven. Het is zo eenvoudig, dat duizenden, ja miljoenen het over het hoofd hebben gezien: ze zochten, zoals zo dikwijls onze gewoonte is, naar krachten van groter werking; tenminste schijnbaar grotere. We vergeten zo dikwijls en zo totaal, dat de grootste dingen in het leven de eenvoudigste zijn.
De methode is deze: waar u ook bent en wat u ook doet, wandelen door de straten of de velden, bij elk werk, in slaap vallend of wakker wordend, beginnend aan de ene of andere onderneming, twijfelend welke weg op een bepaald moment te volgen, kortom, wat het ook mag zijn, draag deze gedachte met u mee: Het is de Vader, die in mij werkt, mijn Vader werkt en ik werk. Deze gedachte werd voortdurend toegepast door Jezus, die van allen, die tot nu toe geleefd hebben, waarschijnlijk tot het diepste besef kwam van de eenheid van zijn leven met het leven van God. Hij geeft deze gedachte. omdat ze zo eenvoudig is.
Ieder kan zijn eigen vorm kiezen. Jezus' term was "de Vader". Velen zullen het eveneens heel natuurlijk vinden hetzelfde woord te gebruiken en zullen bemerken, dat het hun heel dierbaar wordt. Anderen zullen weer andere woorden gebruiken voor hetzelfde begrip en dezelfde gedachte: Het is de Vader, die in mij werkt, mijn Vader werkt en ik werk. Met andere woorden: Het is de geest van het Oneindig Leven en de Oneindige Kracht, die achter alles is, in en door alles werkt, het leven en de alles bezielende kracht---"' God "'--- die in mij werkt en ik doe, wat hij mij beveelt, en waartoe hij mij in staat stelt.
Op deze wijze openen we onze ziel voor het Oneindig Leven en de Oneindige Macht; we worden ons deze bewust. Ze wacht en staat steeds klaar richting te geven aan ons leven en werkzaam te zijn, indien we maar die geesteshouding aannemen, dat ze werkzaam zijn kan. Op deze wijze openen we onze ziel zodanig, dat zij tot en door ons kan spreken en zich openbaren. Zij is altijd bereid tot handelen, indien we maar gunstige voorwaarden voor haar scheppen.
Door deze gedachte met ons om te dragen, door bewust een tijdlang in die geesteshouding te blijven, door die gedachte in het eerst nu en dan zelfs in woorden te herhalen, zullen we bemerken, dat ze mettertijd onze blijvende gedachte is en dat ze in ons leeft, zonder dat we, zoals in het begin, er bewust moeite voor moeten doen en na verloop van tijd leven we voortdurend en zonder bewust er aan te denken in deze gedachte. Zo wordt God als een levende tegenwoordigheid, als een leidende, bezielende kracht, een werkelijkheid in ons leven. De bewuste tegenwoordigheid van God in ons leven, wat het wezen, de inhoud en de kracht is van alle religie, wordt dan een werkelijkheid en alle wijsheid en alle kracht zal ons gegeven worden, daar wij in staat zijn ze ons eigen te maken en er een verstandig gebruik van te maken; voor louter zelfzuchtige, persoonlijke doelen zal ze ons onthouden worden. Indien we zoveel mogelijk de wereld willen helpen en dienen, zal ze voortdurend groeien.
Met deze hogere realisatie gaat hoe langer hoe meer een eenvoudige, kinderlijke geest gepaard. Met Jezus beseffen we - uit mijzelf kan ik niets doen. Het is de Vader in mij, die Zijn werk doet. Uit ons zelf zijn we niets en kunnen we niets. In God kunnen we alles. We kunnen nooit in die toestand - in God zijn, voordat God door dit hogere besef. een bewuste, levende werkelijkheid wordt in ons leven. Een trouwe toepassing van de eenvoudige methode zal een volkomen ommekeer brengen in tal van levens. Ieder kan bij zichzelf in heel korte tijd haar kracht nagaan. Menigeen zal deze weg betreden, die hem geleidelijk zal brengen tot het beseffen van het hoogst bereikbare leven. Kijken in de goede richting en dan kalm voortgaan, dit zal hem mettertijd de realisatie brengen van het hoogste leven, dat hij zich ooit heeft kunnen indenken. Dit is het geheim van alle bereiken.
Voor verdere wenken met betrekking tot de wijze waarop we tot dit hogere besef kunnen komen, evenals voor meer voorbeelden van resultaten in het dagelijks leven, wordt de lezer verwezen naar het werk van dezelfde schrijver, getiteld: In harmonie met het Oneindige volheid van vrede, macht en rijkdom.
|