Sprookjes hebben vaak een moraal. Ik zag deze vroeger
alleen maar als een grappig verhaaltje. Nu ben ik erachter dat in dit sprookje getoond
wordt dat elke vorm van onvrede, hoe klein ook, mijn innerlijke vrede evenveel verstoort.
Dat komt omdat we allemaal kinderen van God zijn. Onze Vader is de heerser van het
hele universum. Dus zijn we allemaal prinsen en prinsessen en alles wat niet past bij onze
echte aard maakt ons van streek. Op zijn reizen ontmoette de prins genoeg prinsessen, maar hij kon er maar niet achter komen of ze echte prinsessen waren. Elke prinses die hij ontmoette, mankeerde iets. Ze zagen er vaak heel mooi uit, maar ze waren soms wel heel treurig. Ze hadden alles wat hun hartje begeerde, maar het weer was niet goed, de mensen waren dom, niemand begreep ze. Vaak keken ze ook heel erg neer op andere mensen. De prins was ervan overtuigd dat een echte prinses dat niet zou doen. Maar hij was er nog geen tegengekomen, dus wist hij niet zeker hoe een echte prinses dan wel zou zijn. De prins keerde terug naar zijn paleis. Zijn ouders waren teleurgesteld, want ze wilden ook het liefst een echte prinses als schoondochter. Heb je dan helemaal geen prinsessen ontmoet? vroeg zijn moeder, de koningin. Ja, ik heb genoeg prinsessen leren kennen, maar ik kon er nooit achterkomen of het ook werkelijk prinsessen waren. Zijn ouders waren wel blij, dat hij geen onechte prinses had meegebracht. Ze troostten hem door hem te vertellen dat er beslist een echte prinses in zijn leven zou komen. Want de prins gaf het bijna op. Hij wist echter dat hij in zijn geluk moest geloven, want waar je in gelooft, dat krijg je. Op een avond begon het heel erg te stormen. Het donderde en bliksemde en het was stikdonker. Ook kwam de regen in bakken neer. De prins en zijn vader, de koning, deden net een spelletje, toen er opeens hard op de deur werd geklopt. Samen met zijn vader keek hij door het raam wie er in dit weer aanklopte. Er stond een jonge vrouw in de stromende regen aan de deur van het paleis. De koning nodigde haar uit om binnen te komen. De koningin liet een heerlijk warm bad voor haar vullen. Ondertussen werden haar kleren gewassen en gestreken. De prins vond daarna dat ze er heel mooi uitzag! En bij het avondeten bleken ze heel fijn met elkaar te kunnen praten. Hij wenste met heel zijn hart dat ze een echte prinses zou zijn. De moeder van de prins merkte wel dat haar zoon de prinses heel lief vond. Ze bedacht toen een manier om erachter te komen of het meisje een echte prinses was. Ze liet de kamermeisjes een bed opmaken voor de prinses. Ze legde drie kleine erwten op het bed en liet toen twintig matrassen erop leggen. Bovenop die matrassen werden nog twintig donzen dekbedden gestapeld. De volgende morgen vroeg ze haar hoe ze geslapen had. ''O, verschrikkelijk!' antwoordde de prinses. 'Ik heb haast de hele nacht geen oog dicht gedaan. Er lag iets in mijn bed, dat heel hard was. Nu ben ik bont en blauw over mijn hele lichaam.' De mond van de koningin viel open van verbazing. Maar de prinses was nog niet uitgesproken. 'Wat een geluk dat ik altijd in een geweldig bed slaap. Nu ik dit heb meegemaakt, zie ik dat ik heel blij mag zijn met mijn heerlijke bed.' Nu wisten ze zeker dat ze een echte prinses was. Als je door twintig matrassen en dekbedden heen drie erwtjes kon voelen, moest je wel een echte prinses zijn. Want zo teergevoelig kon alleen een echte prinses zijn. Maar de proef op de som was dat ze ook nog zo slim was om daar niet over te blijven klagen, maar haar zegeningen telde. Ze was blij en dankbaar voor de goede dingen in haar leven. Daarom trouwde de prins met haar. De erwten werd in een museum achter glas geplaatst, waar men ze heel lang nog ging bekijken. |